LIDUINA EN ONZE LIEVE VROUWE VAN SCHIEDAM <=terug(Onderstaande tekst is uit: NOVENE ter ere van de H. LIDUINA, uitgave: “St. Liduina Comité” – Schiedam – 1951)
LIDUINA EN O. L. VROUW VAN SCHIEDAM
Van jongsaf had de H. Liduina een echt kinderlijke, hartelijke devotie tot Maria. Deze zal zij van haar vromen vader en godvruchtige moeder hebben overgeërfd, want het Rooms Schiedam van de 14e eeuw stond reeds bekend om zijn liefde voor Maria. Deze hing innig samen met de gebeurtenissen van haar wonderbeeld, en het toen reeds gestichte Gilde van O. L. Vr. was een centrum van echte Maria-godsvrucht.
In onze grijze St. Jan hadden onze voorvaderen het wonderbeeld een passende plaats bezorgd in de Mariakapel. En iedere dag ging de achtjarige Liduina, als zij haar broers op school hun middagmaal had gebracht, de kerk binnen, om enige ogenblikken voor dat wonderbeeld in de Mariakapel neer te knielen, en te bidden.
Het was een echt kinderlijk “Ave Maria”, dat Liduina dan opzond naar haar hemelse Moeder, en onwillekeurig bleef zij soms langer in haar eenvoudig gebed verdiept. Haar moeder onderhield haar eens over haar lang wegblijven, waarop dit naïeve antwoord kwam, dat zeker haar vroom moederhart van vreugde zal vervuld hebben: “Maar moeder, ik moest Maria toch even gedag zeggen, en …… ze heeft mij ook toegelachen”.
We vinden in dit simpele antwoord een tipje opgelicht van de sluier, die de hartelijke omgang van Liduina met Maria bedekt, als een lief en mooi klein geheim.
Ook in heel haar verder leven bleef die naïeve omgang van de Hemelmoeder met haar kind op aarde even hartelijk en intiem. Herhaaldelijk werd zij door verschijningen en troostwoorden van Maria begunstigd.
Ook met het wonderbeeld in de S. Jan staat Liduina´s verder leven in innige relatie. Bij de grote brand van Schiedam, die een groot gedeelte der stad en ook van de S. Jan verwoestte, werd het wonderbeeld enige tijd ter beveiliging geplaatst in Liduina´s arme lijdenskamer. Wat woorden van innig, hartelijk onderhoud zullen er toen zijn gewisseld tussen Moeder en kind, daar in dat stille vertrek.
Meerdere malen geleidde haar Engelbewaarder haar naar de Lieve-Vrouwekapel der S. Jan en toen zij eens een verschijning had, waarin zij uit Maria´s handen een geurige bloemenkrans ontving om deze volgens Maria´s opdracht te laten plaatsen op het wonderbeeld, bemerkte zij inderdaad na het visioen, dat een witte bloemenkroon op haar hoofd rustte. Aanstonds gaf Liduina opdracht deze hemelkroon uit het paradijs naar het wondere Lieve-Vrouwebeeld te brengen. Nauwelijks prijkte hij daar op Maria´s hoofd, of hij verdween.
En toen Liduina, onmiddellijk na haar dood begraven was in de schaduw van Maria´s heiligdom, bouwde men op haar graf de H. Drievuldigheidskapel tegen de oude S. Jan, opdat Moeder en kind in het ene heiligdom samen door de inwoners der stad blijvend zouden worden vereerd.
Maria en Liduina, één in haar onderlinge liefde, zouden ook één zijn in de verering van Schiedam.
………………
GEBED tot O. L. VROUW van SCHIEDAM
Lieve Moeder Maria, – die veel eeuwen geleden op wonderbare wijze Schiedam als een plaats van bizondere verering hebt uitgekozen, – die door veel wonderen uw bizondere liefde voor Schiedam hebt bevestigd, – die de H. Liduina, die als meisje u dagelijks bezocht in uw kapel, eenmaal liefelijk hebt toegelachen – die haar later zo dikwijls hebt bezocht op haar lijdenssponde en haar als een bruid met een hemelse bloemenkrans hebt gekroond, – wij bidden U, toon, dat Gij nog immer onder de titel van “Onze Lieve Vrouw van Schiedam” wilt vereerd en aangeroepen worden, en verkrijg voor ons de gunst, die wij met alle aandrang des harten vragen.
Amen. (100 dagen Aflaat)
(Uit: NOVENE ter ere van de H. LIDUINA, uitgave: “St. Liduina Comité” – Schiedam – 1951)