– meditaties bij Toorop


MEDITATIES BIJ STATIES VAN JAN TOOROP     <=terug

Vijftig jaar geleden, van 1927 tot 1959, hingen er in de H.Hartkerk reproducties van de 14 kruiswegstaties van Jan Toorop. De originelen hangen in de St. Bernulphuskerk te Oosterbeek. In 1980 schreef onze huidige regiocoördinator van het bisdom Rotterdam, Henk Berflo, meditaties bij de kruisweg van Jan Toorop. Deze zijn hieronder opgenomen.

Meditaties bij de kruisweg van Jan Toorop,
door Henk Berflo, 1980

Statie-1: Jezus wordt ter dood veroordeeld en uitgeleverd

Mat 27,24
De rechter wil in onschuld zijn handen wassen
maar hij verdrinkt zijn geweten in schuld.
Steunend op macht verliest het Romeinse recht zijn gezicht
evenals de Joodse overheid met de Wetsrol in de hand.
Recht en gerechtigheid gaan verloren in een machtsspel.
Mat 25,31
Maar de veroordeelde is de Mensenzoon die zal zijn
de Rechter over leven en dood in het uiteinde der tijden.

Statie-2: Jezus krijgt het kruis op zijn schouders geladen

Wijsh 1,16
Hooghartig kijkend wijzen de samenzwerende machten de weg der dood aan. “Het zijn goddelozen die met hun handen en hun woorden de dood hebben ontboden.” De macht ziet neer op de veroordeelde.
Jes 53,7
“Als een schaap wordt hij ter slachting geleid.” Hij gaat zijn weg …
Ps 1,6
“Maar de Heer kent de wege der rechtvaardigen.”

Statie-3: Jezus valt onder het kruis

Ex 23,6
Omdat het recht verbogen is, gaat een mensenzoon gebogen.
Fil 2,8
“Hij heeft zichzelf vernederd en het bestaan van een slaaf op zich genomen.”
Ps 142,4
“Want bijna ontzinkt mij de moed – en Gij,
Gij kent toch het pad, de weg die ik gaan moet.”

Statie-4: Jezus ontmoet zijn moeder

Machteloos liggen haar handen open, en haar ogen verteerd door tranen. Zo wordt bewaarheid het woord van de profeet Simeon:
Luk 2,34,35
“Deze zoon is bestemd tot val en opstanding van velen in Israël tot een teken dat weersproken wordt. En uw eigen ziel zal doorboord worden met een zwaard.”
Sir 3,6
Maar wie luistert naar de Heer zal zijn moeder aanzien geven.”

Statie-5: Jezus wordt gesteund door Simon van Cyrene

Job 16,9
“De tegenstander scherpt zijn ogen.” Ogen dwingen de vreemdeling de last te dragen. Zijn armen kunnen dragen, want zijn neergeslagen ogen ontwaren
2 Kor 12,9
de zwakte van zijn gebogen rug. “Zo wordt kracht volkomen in zwakte.”
Mat 5,41
“En als iemand U prest om één mijl met U te gaan, ga er dan twee met hem.”

Statie-6: Jezus´ gezicht wordt afgewist door Veronica

Veronica drukt haar barmhartigheid uit met deze lijdende mens.
Jezus laat een onuitwisbare indruk na.
1 Kor 13,12
“Nu zien we in een spiegel en onduidelijk, dan in aangezicht.”
Mat 5,7
“Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.”
Num 6, 25-26
“Moge de Heer de glans van zijn gelaat over U spreiden en U genadig zijn; Moge de Heer zijn gelaat naar U keren en U vrede schenken.”

Statie-7: Jezus valt wederom onder het kruis

Verstokt zien de machthebbers neer op de machteloze.
Rom 3,17
Zij dwingen te gaan met harde hand
. “De weg des vredes kennen zij niet.”
Zef 3,16
Maar Gij vrouwen, “laat uw handen niet verslappen.” Hij is aan de mensen gelijk geworden en als mens verschenen
Joh 14,6
heeft hij zich vernederd. “Ik ben de ware levensweg.” Ik heb deze weg ten dode toe gevolgd.

Statie-8: Jezus ontmoet wenende vrouwen

De lijdende troost de medelijdenden. Met opgeheven hoofd maant de Heer oprecht de gebogen hoofden:
Luk 23,28
“Dochters van Jerusalem, weent niet over mij, maar over Uzelf en uw kinderen.”
Luk 13,34
“Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt en stenigt die tot U gezonden zijn; hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen verzamelen, maar gij hebt niet gewild.”

Statie-9: Jezus valt ten derde male

Ps 38,11
“Mijn hart is ontsteld en mijn kracht heeft mij verlaten.”
Ps 22,7
“Een worm ben ik, geen mens meer.” Ter aarde gesmakt.
Ps 22,15

“Als water dat wegloopt verga ik, alsof heel zijn gebeente ontwricht is.”
Ps 38,20
“Maar springlevend zijn mijn vijanden, weerbaar; talrijk die mij trouweloos haten.”

Statie-10: Jezus wordt ontkleed, gelaafd en verdoofd

Mat 27,34
Men wil met soldatenwijn de dorst laven en met gal de pijn verdoven, zo wordt Jezus voorbereid op de terechtstelling.
Ps 22,16
“Verdroogd als een potscherf is mijn kracht en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte.”
Joh 4,32
Maar hij zwoer: “Ik heb een spijs die gij niet eten kunt.
Joh 4,34
Mijn spijs is de wil te doen van Hem die mij gezonden heeft om Zijn werk te volbrengen.”

Statie-11: Jezus wordt aan het kruis gespijkerd

Ps 22,17
“Een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren.”
Zach 13,6
“Die wonden zijn mij toegebracht in het huis van mijn beminden.”
Mat 5,43
“Ik zeg U: bemint uw vijanden, en bidt voor wie U vervolgen. Opdat gij kinderen moogt worden van Uw Vader in de hemel.”
Mat 5,46
“Als gij bemint wie U beminnen, wat voor recht op dank hebt ge dan?”

Statie-12: Jezus sterft aan het kruis

Luk 23,46
“Vader in uw handen beveel ik mijn geest.”
Luk 23,47
“De honderdman looft God: Deze mens was waarlijk een rechtvaardige.”
Jes 53,11
“Mijn rechtvaardige dienaar zal velen rechtvaardigen en hij zal hun zonden dragen.”
Luk 23,49
“De vrouwen die hem uit Galilea gevolgd zijn”, zijn als eersten geheiligd. Onze last maakte hij tot de zijne, zijn trouw werd de onze.

Statie-13: Jezus wordt van het kruis genomen

Machteloos zijn de handen van levenden en doden.
K1 1,16

“Daarom kan ik alleen maar wenen, beken van tranen uit mijn ogen. Troost en hulp zijn ver van mij. “
K1 1,12
“Allen die voorbijgaat, zie het lijden dat ik moet dragen.”
Luk 11,27
“Gelukkig de schoot die U gedragen heeft.”
Luk 11,28
“Veeleer gelukkig die naar het woord van God luisteren en er naar leven!”
Luk 22,19
“Dit is mijn lichaam voor U gegeven.”

Statie-14: Jezus wordt in het graf gelegd

Zorgzame handen van geheiligden leggen Jezus neer. Ze leven met hem in de monding van de dood.
Hos 13,14
“Zou ik hen dan bevrijden uit de macht van het dodenrijk?”
Wijsh 1,13
“God heeft de dood niet gemaakt en Hij vindt geen vreugde in de
Wijsh 14,15
ondergang van hen die leven.” “En de onderwereld heerst niet over de aarde, want de gerechtigheid is onsterfelijk.”
Mar 16,6
“Kijk dit is de plek waar men hem heeft neergelegd.”
Luk 24,5
“Wat zoekt Gij de levende tussen de doden?”

<=terug

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *