– zilveren jubileum kerk 1952


<=terug   [jubilea]   verder=>

ZILVEREN JUBILEUM 1952

In het blad ‘Sursum Corda’ (‘officieel parochie-weekblad voor het dekenaat Schiedam’), jaargang 7, nummer 321 (dd. zaterdag 5 januari 1952) werd uitgebreid stilgestaan bij het 25-jarig bestaan van de (stenen) Heilig Hartkerk.
Op de voorpagina zijn algemene verhalen over de parochie, de pastoors, de kerk en de restauratiedrama’s opgenomen, verteld door de toenmalige Pastoor Raaffels. Ook op de voorpagina een felicitatie van deken Reynen en een financiële noodkreet van het kerkbestuur.
Op de tweede pagina komen enkele (voormalige) pastoors aan het woord: Warnink, Vis, Ruigewaard. Verder zijn er bijdragen van de kapelaans Hammann en De Wit, alsmede van dhr. Krebbers (directeur Henricusschool), dhr. Lips (secretaris zangkoor), dhr. Bertels (voorzitter Vincentiusvereniging) en dhr. De Vries (secretaris van het collectanten-college).
Op de derde pagina was plaats ingeruimd voor de herinneringen van (voormalige) kapelaans van de parochie, te weten: Berkemeijer, Leesberg, Goossens, Vollaerts, Van Seggelen, Berding, Roosen, Franse en Langemeijer.
Hieronder vindt u alle betreffende artikelen uit dit nummer van ‘Sursum Corda’.

Omdat het originele exemplaar niet meer in goede staat verkeert, zijn sommige woorden niet meer te ontcijferen. Waar dit het geval is, zijn er tussen haakjes geplaatste punten in onderstaande tekst geplaatst, soms zijn er letters tussen haakjes geplaatst als deze letters niet goed zijn te herkennen. Wat tussen haakjes staat is bovendien onderstreept.

DE GORZENKERK IN HET ZILVER

Korte historie van de kerk

     Op 21 November 1916 werd door monseigneur Callier, de Weleerw. heer H. B. J. Warnink belast om de voorbereidende maatregelen te treffen tot oprichting van een nieuwe parochie in de z.g.n. Gorzen te Schiedam.
     Spontaan werden aan Kapelaan Warnink verschillende giften aangeboden, waaronder enkele flinke bijdragen. De namen van deze weldoeners zijn met ere vermeld in de geschiedenisboeken der parochie.
     Op 19 Januari 1917 stelde de Vicaris Generaal een bouwcommissie aan, welke bestond uit kapelaan H. B. J. Warnink en de heren J. Eil, A. P. Huyskens en H. A. Winkels.
     In April 1917 zond deze commissie aan B en W van Schiedam een verzoekschrift, om voorkeur bij het kopen van grond van een geschikt terrein voor een R.K. Kerk in de Gorzen. Op 8 Aug. 1917 werd door Monseigneur Callier, Bisschop van Haarlem het plan goedgekeurd om, wegens de abnormale tijdsomstandigheden, het bouwen van een grote kerk uit te stellen en over te gaan tot het bouwen van een noodkerk.

In een noodkerk
     Men hoorde dat in het dorp Vaassen in Gelderland een houten Kerk te koop werd aangeboden. Het gebouw werd gekocht en in de Geervlietsestraat geplaatst. Op 23 Januari 1918 werd het ingewijd door deken Mgr Thier, die waarnemend deken van Schiedam was en tevens werd op die datum kapelaan H. Warnink als pastoor geïnstalleerd.
     Onze oudere parochianen weten wat een werk door Pastoor Warnink hiet is verzet. Hij bezat de liefde van allen om zijn arbeidslust en om de beminnelijkheid waarmede hij iedereen bejegende. Zeven jaar lang heeft hij hier gewerkt tot zijn gezondheid hem dwong naar een rustiger arbeidsveld om te zien. De Bisschop benoemde hem in Achthuizen, waar ik toen kapelaan was. Ik herinner mij nog hoe honderden parochianen van de Gorzen op een Zondag per boot naar Achthuizen kwamen om hun oud-pastoor op te zoeken en te huldigen. Zij konden hem niet vergeten. Deze tocht naar Achthuizen is berucht geworden, doordat de kapitein van de boot de vaarwateren niet kende en men bijna nog schipbreuk heeft geleden.

Pastoor Möller
     Als opvolger van Pastoor Warnink werd benoemd Pastoor B. Möller, die 30 Januari zijn intrede in de Gorzen deed.
     Hij begon met plannen voor een nieuwe Kerk. ’t Werd had nodig. De houten Kerk was “knus en gezellig” zeggen de oude parochianen, maar begon aan alle kanten te lekken, zodat men tijdens de diensten parapluies moest gebruiken om niet doornat thuis te komen. Het kerkje werd ook te klein. Bovendien werd het ook nodig een pastorie te bouwen. Tot nu toe had de geestelijkheid gewoond in een dubbel huis in de Geervlietsestraat.

Bouwplannen
     In Februari 1925 ontving Han Groenewegen opdracht om een ontwerp van een nieuwe kerk te maken. Alles moest eenvoudig worden uitgevoerd om de beperkte middelen die er waren. In Maart 1925 was het ontwerp klaar, doch het werd afgekeurd. Men moest bezuinigen en een kleinere kerk bouwen. Eindelijk was er een geschikt ontwerp gemaakt en goedgekeurd door het kerkbestuur.
     Door de gemeente was een stuk grond aangewezen aan de Lek en Rijnstraat. Over de finantiële moeilijkheden om tegen de grote Maasdijk te bouwen was men heengestapt. Men had berekend nodig te hebben 700 palen van 18 à 19 meter à f 40 per stuk. Men schatte de kosten van de onderbouw reeds op 70 à 80 duizend gulden!
     Dit was een kapitale som voor die tijd. De jaren na de eerste wereldoorlog waren verschrikkelijke jaren. Na een korte tijd van hoog-conjunctuur waarmede gepaard ging een grote duurte, kwam de periode van inzinking zonder evenredige verlaging der prijzen. De werkloosheid, in het bijzonder te Schiedam (percentagewijze no. 2 van de steden van ons land) is schrikbarend. In deze periode, met de geweldige moeilijkheden, is onze kerk gebouwd.
     Vol vertrouwen op God ging men verder met de plannen, die in Juni 1925 door de dienst van gemeentewerken werden goedgekeurd met een woord van lof van de kant der schoonheidscommissie. Na goedkeuring van de Vicaris Generaal van het Bisdom werd begonnen met de aanbesteding.
     De “Intern. gewapend Betonbouw Breda” was de laagste inschrijver met een som van 220 duizend gulden.
     Men was hopeloos! Dit was veel te duur voor onze arme parochie. Vele besprekingen zijn toen gevoerd. Men wilde de kerk bouwen zonder het priesterkoor, maar dit laatste plan werd afgeraden door de Bisschop en zou toch ook nog gekomen zijn op 183 duizend gulden.
     Na enkele bezuinigingen aangebracht te hebben en na eindeloze besprekingen gevoerd te hebben, besloot het kerkbestuur in te gaan op het aanbod van de “Intern. Betonbouw” om de kerk te bouwen voor de minimum prijs van 204 duizend gulden.
     In November 1925 begint men met sneeuw! Het was het begin van veel ellende. Er komt meningsverschil tussen architect en aannemer over de belasting der palen tot eindelijk de directeur van Bouw- en Woningtoezicht te Schiedam, de heer Van Praag, uitspraak doet en beslist dat elke paal belast mag worden met 8½ ton.
     Op 19 Maart 1926 gaat de laatste paal in de grond. Op 10 Juni 1926 wordt het kruis geplant op de plaats waar het hoogaltaar zal worden gebouwd.

De Kerk klaar!
     Men hoopte met Kerstmis 1926 klaar te zijn, maar het ging niet door. Benodigde materialen waren niet op tijd aanwezig. De grote dag was op 6 Januari 1927! Pastoor H. Warnink was overgekomen om de laatste H. Mis in het houten kerkje te zingen. Deken A. J. C. Schraag wijdde de kerk in en tevens de klokken! Pastoor B. Möller zingt de eerste H. Mis in de nieuwe kerk die geheel met gelovigen is gevuld.
     Des avonds wordt in een plechtig Lof afscheid van het houten kerkje genomen en na het Lof brengt pastoor Möller het Allerheiligste Sacrament over naar de nieuwe kerk. Het geschiedt per auto waarin de Pastoor en de assistenten geknield zijn. Onder grote stilte heeft deze tocht plaats en de mensen op de straat knielen als Christus in Zijn H. Sacrament voorbij trekt. De nieuwe kerk is overvol. Met bloemen en kaarsen in de hand staan de schoolkinderen te wachten en begeleiden Christus Eucharisticus onder het zingen van “Rex Clementissime” naar het tabernakel.
     In October 1927 wordt de laatste termijn van de bouwsom betaald en zonder ongelukken is het werk, God zij dank, voltooid.

Kerkconsecratie
     De geestelijke voltooiing heeft plaats op 23 Juli 1927 als Monseigneur Callier, de Bisschop van Haarlem, de kerk komt consacreren. Onder een stortregen hebben de plechtigheden plaats. Bij de pontificale H. Mis zijn vele geestelijke en burgerlijke autoriteiten tegenwoordig. Des avonds, als Pastoor Warnink een plechtig Lof celebreert en Pastoor Möller de feestpreek houdt, is de kerk stampvol. Ziehier de geschiedenis van het ontstaan Uwer Kerk.
     Ik eindig met een citaat van Pastoor Möller in het geschiedboek der kerk:
     “O nagedacht gij, die misschien dit zo en dat anders gedaan zoudt hebben, wij erkennen, dat aan ons mensenwerk vele fouten kleven. En als wij iets goeds hebben gedaan, zijn wij nog maar onnutte dienstknechten. Doch wil gedenken onder hoe grote moeilijkheden deze parochie is opgericht en gegroeid en de nieuwe kerk gebouwd.”

Het drama der restauratie van kerk en pastorie
     De kerk stond nauwelijks of er vertoonden zich gebreken. De leien op het dak waren zo gelegd dat bij storm honderden leien er af vlogen. ’t Was een ramp! Deskundigen werden er bij gehaald. Alles zou opnieuw moeten worden gemaakt. Dat zou kosten f 3000. Maar. . . . men had geen geld. Jaren lang heeft men getobd door het dakgedeelte, waarvan de leien waren weggevaagd, te bedekken met asfalt. Pas in 1949 is het dak hersteld, doch toen kostte het herstel geen drieduizend gulden, doch drie en twintig duizend gulden!!! Nog erger drama vormden de pastorie en de voorgevel van de Kerk! Reeds in 1932 nemen de scheuringen zulke afmetingen aan dat, om groter ellende te voorkomen, aan herstel moet worden gedacht.
     Architect Roovers maakte voor Pastoor Möller een bouwkundig rapport betreffende de toestand en mogelijk herstel.
     Intussen vertrekt Pastoor Möller naar Voorburg en wordt hij opgevolgd door Pastoor Vis. Met de grootste energie pakte deze het herstel aan. Hij liet onderzoeken wat de oorzaak was van de scheuren en de verzakkingen.
     Hij liet door architect F. Lourijssen ook een rapport samenstellen. Dit kwam vrijwel neer op het rapport van arch. Roovers.
     Drie, vier oorzaken van verzakking werden aangegeven.
     Pastoor Vis had intussen naar de Bond van Nederl. Architecten geschreven om de mogelijkheid te onderzoeken de bouw-architect aansprakelijk te stellen voor de gebreken in het bouwwerk.
     Toen bleek uit het “Algemeen Reglement tussen architect en opdrachtgever” dat de aansprakelijkheid zich maar drie jaar na de bouw uitstrekt. Derhalve kon in 1933, dat is zeven jaar na de bouw de Bond van Nederl. Architecten niets meer doen.
     Men zou nu alleen juridisch kunnen handelen maar dit werd afgeraden, daar de verscheidenheid der verzakkingsoorzaken een bevel tot restauratie zeker zou uitsluiten.
     Pastoor Vis moest gaan herstellen maar. . . . had geen geld! Hij wist de Bisschop te bewegen om een bedrag van vijftien duizend gulden te lenen aan de parochie met de verplichting jaarlijks f 1000 af te lossen. De lening was renteloos. Men begon met de nodige ontgravingen. Toen bleek dat de herstelwerkzaamheden een veel grotere omvang vereisten. Funderingen werden blootgelegd en men zag dat men tot zeer ingrijpende en kostbare herstellingen moest overgaan. De lening werd met f 5000 verhoogd en het werk kon beginnen. Twintig duizend gulden kostte het restauratiewerk.
     Het grootste werk is geweest om 9 betonnen pulspalen met betonnen steunberen aan te brengen tot versteviging van de voorgevel der Kerk en de zijgevel der pastorie.
     In Februari 1934 was het werk gereed. De onvermoeide pastoor Vis was intussen begonnen om de zaak finantiëel beter te maken. Iedere week trok hij er op uit om overal in het Bisdom te bedelen voor zijn Kerk. Het is ongelooflijk hoeveel werk deze pastoor heeft verzet. Het succes dat hij oogstte was groot. Kapitalen heeft hij bij elkaar gebracht.
     Ook de gehele finantiële regeling van de Kerk heeft hij op een andere en betere basis gebracht. Onze parochie is hem veel dank verschuldigd. Wie dacht dat het drama geëindigd was, heeft het mis!
     Ondanks de kostbare voorzieningen bleef de voorgevel werken en scheuren en wel zodanig onrustbarend waren de berichten die ik zelf bij mijn benoeming tot Pastoor van onze Kerk kreeg, dat een nieuw onderzoek door deskundigen nodig werd geacht.
     Daartoe heb ik uitgenodigd, op verzoek van het Bisdom, ingenieur Huijdts uit Den Haag. Een uitgebreid rapport werd uitgebracht. Zeer veel herstellingen moeten gebeuren aan Kerk en pastorie. De totale onkosten zijn f 42.000. (……..) deels rentedragend, deels renteloos werd het bedrag geleend. Maar de kerkekas werd daarmede zwaar belast! Een uitkomst in onze nood bracht de parochie Overveen die onze parochie adopteerde en waar ik ieder jaar mocht komen bedelen om tenminste ieder jaar iets van onze nieuwe schuld te kunnen aflossen.
     Nog was het drama niet geëindigd! In October 1949 scheurde zich het voorportaal van de Kerk los! En. . . . het was geen ramp! Want toen bleek, dat de grote oorzaak van het scheuren der voorgevel was. . . . het zware voorportaal! Ingenieur Huijdts gaf aan hoe de zaak moest worden hersteld. Pulspalen van 23 meter met ijzeren balken moesten worden gedreven onder het voorportaal. De onkosten werden beraamd op f 13.000. Maar, waar moeste wij dat vandaan halen? De kerkekas nog zwaarder belasten kon ik niet. Goddank kwam de uitkomst! Het bisdom verstrekte ons een gift van f 11.000. Voor de rest moesten wij zelf zorgen.
     Laten wij hopen dat dit laatste grote werk het inde is geweest van het drama der scheuren en verzakkingen. Tot nu toe zijn geen nieuwe scheuren te bespeuren. Geregeld wordt alles gecontroleerd. God geve dat alles zo blijft!

Onze kerk in de oorlogsjaren
     Het was een moeilijke periode. Maar onze kerk met de eigenaardige onderbouw bood een pracht gelegenheid voor onderduikers! Velen hebben er van geprofiteerd bij de gevreesde razzia’s van de Duitsers.
     Pastoor C. Ruigewaard heeft in deze periode veel gedaan. Hij moest zorgen voor de verzieningen van de verwoestingen, voor voedsel, voor kleding. Velen zijn hem dankbaar voor alles wat hij in die tijd heeft gedaan en zeker voor het onderdak, dat hij in onze kerk, in de toren, in de gewelven en onder de Kerk aan velen heeft gegeven. Waar een Kerk niet voor dienen kan hè!!
     Als ik de naam van Pastoor Ruigewaard zie denk ik meteen aan andere dingen die hij deed! Het grootste deel van het orgelfonds wist hij bij elkaar te brengen. En een groot deel van het lichtend kruis op de Kerk! Pastoor Ruigewaard, dank voor alles wat U hebt gedaan!

Onze kapelaans
     Wat is een timmerman zonder gereedschap? Hij kan niets! Maar, wat is een pastoor zonder kapelaans in een stadsparochie? Hij kan dan niets doen!
     Die stille, harde werkers, die in onze parochie zo geweldig veel werk moeten verzetten, mogen op dit feest zeker niet worden vergeten. En. . . . wij hadden en hebben nog steeds “beste” kapelaans!
     Parochianen, U hebt geen begrip van al het werk dat zij moeten doen. Weest dankbaar, ook aan hen, voor alles wat zij doen. Helpt hen zoveel gij kunt! En als gij de menselijke tekortkomingen van Uw pastoor vergeeft, doet het ook bij hen. Boven alles, bidt voor ons, vooral op de Priester-zaterdag! Woont dan de H. Mis eens bij! Dit toont ons Uw medeleven!
                                                                      A. J. RAAFFELS,
                                                                                      Pastoor

————————————————————–

De Zilveren Gorzen
Mijn hartelijke felicitaties aan Pastoor – Kapelaans en Parochianen. Het wordt ongetwijfeld een blijde viering.
Een optimistische pastoor, die het de H. Paulus zal nazeggen: Ik vloei over van vreugde temidden van al mijn bekommernissen, een een feestelijk gestemde en dankbare parochie. Parochianen, die zich één voelen door de parochieband van de hun innig dierbare parochiekerk.
O – er zullen heel wat oude verhalen worden opgevijzeld o.a. hoe de mensen vroeger in de noodkerk met hun parapluie op zaten, ook als ’t niet regende. Met dankbaarheid en trots kunnen kerkbestuur en parochianen op deze voorbije kwarteeuw terugzien. Met dankbaarheid omwille van de vele genaden, die God in deze 25 jaren geschonken heeft. Met trots ook omwille van de prachtige resultaten, die bereikt zijn door gemeenschappelijke inspanning en offervaardigheid.
Ik zou wel willen, dat Zondagmiddag onder het Lof op Driekoningenfeest de Drie Koningen in de Gorzenkerk zouden komen binnenstappen. Natuurlijk die ene met myrrhe – dat is best! en natuurlijk ook die zwarte met wierook – dat is ook puik! Maar vooral toch die derde met. . . . goud!
                                                                      R. REYNEN, Deken

————————————————————–

Het kerkbestuur aan het woord
De zware lasten
     Na de gelukwensen door het bestuur uitgesproken werd verzocht vooral eens enige getallen te noemen en vandaar kan er boven dit korte artikel geen betere kop staan.
     Onze kerk is enorm zwaar belast gezien de geringe financiële draagkracht der parochianen. er is op onze kerk een schuld van f 145.500.-. Ieder jaar moet aan rente en aflossing worden opgebracht f 5256.-.
     Het is een hele toer om aan onze verplichtingen te voldoen. De gewone uitgaven, buiten de rente en aflossing, worden voor 1952 geraamd op f 13709.-. Wat kunnen de parochianen doen? Gedenkt de maandelijkse collectes teeds zoveel gij kunt. Betaalt uw plaatsengeld op tijd! (Bij het) laatste punt moet er verbetering komen. Wanneer u niet op tijd (betaalt), loopt de zaak vast. Dan kunnen wij ook niet op tijd aan onze verplichtingen voldoen.
     Grote dank zijn wij ook verschuldigd aan onze donateurs, die (ons dagelijks) of wekelijks met hun bijdragen steunen.
     Door verschillende giften van weldoeners werden wij (in staat gesteld) om (vele veranderingen) en verbeteringen aan te brengen. (…….) te doen. Dit is alleen mogelijk, wanneer weldoeners ons daartoe in staat stellen. Goddank telt schiedam nog enkele mensen die steeds met de Gorzen medeleven, ofschoon het aantal, dat aan ons denkt bij uiterste wilsbeschikking, steeds geringer wordt.
     Helpt ons, want zonder uw hulp wordt het bestaan onzer kerk bedreigd.

————————————————————–

Onze oud-Pastoors aan het woord

De parochie bestaat 34 jaar

     Men heeft mij gevraagd als stichter van de parochie van het H. Hart enkele herinneringen neer te schrijven uit vervlogen tijden. Ik was destijds kapelaan aan de Frankenlandse kerk: Deken Coppens was toen pastoor; kapelaans waren de heren Paulussen en Hoogeveen. De gedachte rijpte zich toen al meer en meer: de “Gorzen” moet een eigen parochie worden. Op zekere dag, ik meen op St. Caecilia 22 November 1916, werd ondergetekende tot bouwpastoor benoemd. Het was midden in de eerste oorlog; de tijden waren slecht en alles even duur. Wat te doen? De bouwcommissie (de heren Eil, Huyskens, Van der Drift en Winkes) besloot een voorlopige kerk te bouwen op huurgrond en wel op de open grond aan de Geervlietsestraat, welke straat toen nog in aanbouw was. We konden een stuk grond in huur krijgen van de gemeente. Maar hoe aan een kerk te komen? Elke spijker was in die dagen geld waard. Doch zie: daar stond in de krant een advertentie, waarbij een houten kerk ter overname werd aangeboden uit de parochie te Vaassen in Gelderland. We gingen kijken met onze timmerman Theo Nähring als adviseur en de koop werd gesloten, ik meen voor f 25.000,-; voor die tijd een respectabele som. De houten kerk werd afgebroken en weer opgebouwd op het terrein aan de Geervlietsestraat. Deken Coppens zou de kerk inwijden op Woensdag 16 Januari 1918.
     De Voorzienigheid dacht er anders over. Vrij plotseling overleed hij op Vrijdag 11 Januari en werd de 15de daaraanvolgende begraven. Dat was een schaduw op het ondernomen werk. Wat te doen? Alles was gereed. Mgr Callier, de Bisschop van Haarlem besliste: de kerk zou worden ingezegend op Woensdag 23 Januari door de Deken van Rotterdam, mgr Thier. Dit geschiedde. De kapelaans Hoogeveen en Paulussen waren resp. diaken en subdiaken en ceremoniarius kapelaan Ammerlaan, de latere, nu overleden Vicaris-Generaal, pas van het seminarie gekomen om voorlopig mijn plaats in te nemen in het Frankenland. Verschillende eerw. heren hadden plaats genomen in het priesterkoor, o.a. de pastoors van de Havenkerk en van de Singel: pastoor Verhoeven en (J……een), beiden bekend bij de oudere Schiedammers. Het Frankenland was (……sd) en had nog geen pastoor. Wel(dra zou) pastoor Onel daar zijn intrede (doen).
     (En er was) nog een grote moeilijkheid: (er was geen) pastorie. We zouden een (benedenhuis en een) bovenhuis huren aan de Geervlietsestraat 31a en b, doch die huizen (zouden pas ….half Maart) gereed komen. (Of toch in) Frankenland blijven aan de pastorie? Doch de herder woonde het liefst onder zijn schaapjes. Er kwam uitkomst. Boven de slagerij van Dominicus van Houten, hoek Beijerlandsestraat en Rozenburgerplein, kon ik een kamer krijgen: zit- en slaapkamer gelijk en opoe Van Breugel zou voor de maaltijden zorgen ten minste, voor het ontbijt en de avondboterham. Om de mensen niet te veel tot last te zijn, ging ik iedere middag het middagmaal gebruiken aan de gastvrije pastorie van het Frankenland. Dit duurde zo tot 20 Maart. Iedere morgen stapte ik in de vroegte naar het kerkje met sleutel en miskelk en Joseph van Laer, een Belgische vluchteling, stond me dan op te wachten, want die was tot koster benoemd. Ik had toen nog geen kapelaan; moest dus alles zelf doen. Zondags tweemaal de H. Mis, te 7.30 en 10 uur met preek en op de koop toe (want het was een vroege Pasen) nog de Vastenmeditaties.
     Toen we echter de nieuwe woning betrokken, had de Bisschop een kapelaan benoemd, de ouderen weten het nog wel: kapelaan Berkemeijer, nu pastoor te Haarlemmerliede, een eerbiedwaardig man, zodat vreemdelingen hem voor pastoor aanzagen en mij voor de kapelaan, doch de Schiedammers wisten wel beter. We woonden dan heel gezellig in de Geervlietsestraat te midden van een arbeidende bevolking. er woonden meer andersdenkenden in die straat dan katholieken, doch de verhouding was best; het ging in die dagen er nog heel gemoedelijk aan toe.
     Zo verliepen zeven jaren. Intussen werd kapelaan Berkemeijer verplaatst naar Rijswijk en kregen we (de ouderen kennen hem wel), de populaire kapelaan Leesberg, nu pastoor te Hoogkarspel. We hielden vergaderingen en toneeluitvoeringen in een lege stal bij Huyskens, Hoofdstraat, hoek Nieuwe Haven, waar ook de St. Joseph Gezellen werd opgericht door pastoor Verhoeven van de Havenkerk, die intussen tot Deken was benoemd.
     Doch nu kwamen de zorgen: want die houten kathedraal kon niet zo blijven, ook de stad drong aan op nieuwbouw en wees ons een stuk grond aan langs de dijk, waar nu Lek- en Rijnstraat elkaar ontmoeten. Dit werd gekocht, tegelijk met het daarbij behorende huis, hetwelk met front aan het Hoofd stond, het zgn. Buitenhoofd, waar met hoog water de luiken werden aangebracht. Doch nu nog een definitieve grote nieuwe kerk, liefst met een toren met uur- en slagwerk. Die zorgen werden me wel wat te zwaar. De Voorzienigheid had andere plannen: ik mocht wel inzamelen, doch niet bouwen, juist als koning David, zijn opvolger Salomon zou de tempel bouwen. Zo ook mijn opvolger, pastoor Möller, die helaas dit 25-jarig feest niet meer mee kan maken. Hij ruste in vrede. God lone hem voor zijn zorgen aan de nieuwbouw besteed.
     Ik vertrok intussen de 30ste Januari 1925 naar het landelijke Achthuizen, om daar wat op rust te komen en 26 September 1930 deed ik mijn intrede in de mooie parochie Kwintsheul in het Westland, waar ik nog door Gods goedheid pastoor ben, en waar ik als God het geeft, op 15 Augustus a.s. mijn gouden priesterfeest hoop te vieren. Het was een vriendelijke attentie van pastoor Möller om op Driekoningen van het jaar 1927 mij te verzoeken om ’s morgens vroeg in de houten kerk de laatste gezongen H. Mis te komen opdragen, want op die dag zou Deken Schraag van het Frankenland (Deken Verhoeven was intussen overleden), de nieuwe kerk komen inwijden, welke op St. Petrus en Paulus-dag, 29 Juni, plechtig werd geconsacreerd door mgr Callier. Met weemoed in het hart nam ik afscheid van ons houten kerkje: voor de laatste maal klonken de tonen van ons kleine orgel, hetwelk nog een tijd dienst gedaan heeft in de nieuwe kerk en nu heeft de ijverige, vurige herder, pastoor Raaffels, mij uitgenodigd om na 25 jaar weer een Hoogmis te komen zingen, maar nu in de feestelijk versierde, reeds 25 jaren bestaande nieuwe kerk. God zegene pastoor, kapelaans en alle dierbare parochianen van de Gorzen-kerk.
     Nog altijd gaat mijn hart open als ik iets hoor van de Gorzen; dan ontvouwt zich voor mijn oog steeds een stuk prettige geschiedenis. Ik schreef dit met genoegen ad majorem Dei Gloriam: tot Gods meerdere Glorie.
                                                                     PASTOOR WARNINK.

Hulde uit Amsterdam
     De parochiekerk van de Gorzen bestaat 25 jaar. Er is alle reden toe om dit feit in een prachtig jubelfeest te vieren. Want is de parochie “een hoekje Christenheid, afgebakend in het groot geheel der Kerk”, de parochiekerk is er het middelpunt van, omdat zij is de woonplaats van God te midden van de parochianen en voor de parochianen het geestelijk Vaderhuis.
     De parochiekerk is dus van de allergrootste betekenis en het jubilé van de kerk zal dan ook terecht een groot feest mogen zijn voor hen, die tot die parochie behoren. Voor de parochianen van de Gorzen geldt dit laatste des te meer, omdat zij weten, hoe moeizaam hun kerk is gesticht geworden en behouden is kunnen blijven tot op de dag van vandaag.
     Maar dan mag er ook wel even aan herinnerd worden, dat de parochianen van de Gorzen allen hebben meegewerkt en met blijdschap het hunne er toe hebben bijgedragen om hun parochiekerk te vestigen en in stand te houden.
     Graag wil ik hiervan getuigen en dit kan ik, omdat ik, in het verloop van die 25 jaren, zes jaar lang de eer heb gehad, pastoor van de Gorzen te zijn. Met grote voldoening en dankbaarheid denk ik nog altijd terug aan die zes jaren. Ik heb het heerlijk gevonden in de Gorzen, juist om dat hartelijk meeleven van de parochianen met alles, wat voor de parochie van belang was. En ik denk nog zo graag terug aan de mooie feesten, die wij vierden in de kerk – zeg, weet ge ’t nog – dat mooie, open priesterkoor, rijk versierd met Westlandse bloemen, professor Haring z.g., de trouwe gast bij onze kerkelijke feesten deed de plechtige Hoogmis, en koor en volk jubelden de 4-stemmige “Missa Popule” van H. Cuypers, ja: dan was het feest in de Gorzen.
     Heerlijke herinneringen!
     Gorzenaren, in U leefde altijd een sterk parochiebewustzijn. Wat sterk is, kan nog sterker worden. Moge dit, Uw feest, het parochieleven in de Gorzen nog meer intensief maken, doordat gij allen nog beter gaat aanvoelen die echte saamhorigheid en de noodzakelijkheid van samenwerken in de grote gemeenschap van de parochie. Moge Uw feest volkomen slagen!
                                                                     TH. A. VIS, Pastoor.

De Oorlogspastoor
     Wanneer mij gevraagd wordt enige gedachten weer te geven voor dit feestnummer van Sursum Corda, dan zal dit kort zijn wegens mijn momentele gezondheidstoestand.
     Het was me een hele gewaarwording, toen in 1939 mijn benoeming afkwam: een verhuizing van het landelijke Schermerhorn naar het industriële Schiedam. Wat een verandering! Maar ook wat een heerlijke ondervindingen! We wisten allemaal, dat de parochie arm was en overal hoorde men de verhalen over werkloosheid en al de nare gevolgen van dien; maar wat een medeleven: hoe gingen de parochie en de kerk ieder aan het hart. Als Pastoor voelde ik zo goed, dat ieder trots was op de eigen mooie kerk en daar veel voor over had. Wat ze konden missen, dat gaven zij om de schuldenlast te helpen verlichten of het Gods Huis te verfraaien.
     En toen kwam de oorlog met zijn angst, met zijn bommen vaak heel dichtbij – weet U nog, dat we eens zonder ramen zaten?, – maar ook met zijn toch wel komische herinneringen aan onderduikers en helaas ook met zijn tragische verliezen en aan het einde zijn honger. En na 5 Mei 1945 weer de opbouw. Op hoeveel manieren hebben we het weer en met succes geprobeerd: ik denk alleen maar aan de mannen- en vrouwen-wedstrijd bij de inzameling voor de klokken.
     En midden in die opbouw kwam er weer een brief uit Haarlem en vertrok ik naar mijn huidige parochie in Rotterdam.
     Beste parochianen, nu ik in stilte en rust mijn Pastoors-tijd in de H. Hartparochie overdenk, dan is er maar één conclusie: wat heb ik bij U toch prettig gewerkt. Moge de goede geest bij U altijd bewaard blijven; dagelijks denk ik in mijn gebed nog aan U; denkt U ook nog eens aan Uw oud-pastoor, die U van harte feliciteert met dit zilveren jubileum.
                                                                     C. A. RUIGEWAARD,
                                                                     Pastoor St. Willibrord, Rotterdam.

————————————————————–

UIT HEDEN EN VERLEDEN

Toch nog wel groen…..

     Die gedachte overvalt mij, wanneer ik enkele regels moet schrijven voor dit nummer van Sursum Corda. Het was een onverwacht gebeuren voor mij in Februari 1951 verplaatst te worden naar Schiedam-de Gorzen. En dat nog wel in de Vasten. Mijn Hillegomse collega vond het iets schitterends, want het was vlak bij Rotterdam en hij is een Rotterdammer, maar ik ben een Amsterdammer en had nog nooit een voet gezet in Schiedam. Edoch, de pastoor kende ik en de collega ook, dus zou het waarachtig wel  gaan en het ging ook; een parochie, die te overzien is en met een prettige eigen sfeer.
     En het werkt? Hoe bevalt u dat eigenlijk, is zo’n vraag, die je gedurende het eerste jaar voortdurend hoort. Ik ben bedeeld met het werk onder de vrouwelijke jeugd en nog een paar andere organisaties. Deze laatste genieten (?) pas sinds September van mij, zodat ik daar heel gauw mijn mond over houd.
     En die vrouwelijke jeugd dan? Uit de oude tijd hoor ik vertellen van een grote bloei van Congregatie en Graal. De tegenwoordige tijd kent nog steeds de Congregatie en sinds de oorlog de Gidsen en de K.K.G.M. Als men de bloei moet afrekenen naar getallen, dan mogen zij hier volgen: de Congregatie is gesplitst in de Garde tot 17 jaar met bijna 60, en de Congregatie vanaf 17 jaar met rond 45 trouwe bezoeksters. De K.K.G.M.-avonden worden meegemaakt door een 35 meisjes en ons aantal gidsen bedraagt ongeveer 40. Denderend enthousiast kan ik over deze getallen nog niet zijn en een heel erge nood is vooral het barre en barre leidstersgebrek voor Gidsen en K.K.G.M., want daardoor worden de uitbreidingsmogelijkheden wel zeer gedrukt.
     Maar wie weet, wat dit zilveren jubilé nog eens een pracht ledenwinst voor al deze instituten zal brengen. Het zijn toch heus – zo zie ik het tenminste – voor deze tijd welhaast onmisbare factoren in de opvoeding van de vrouwelijke jeugd, geestelijk, maatschappelijk, cultureel en wat dies meer zij.
     Eénmaal heb ik mijn huisbezoekwijk afgewerkt en de indruk daarvan is naast veel moois ook deze: wat moeten we hard bidden voor de bekering van de zondaars en wat is de taak van de moeders toch uitermate belangrijk. En dit laatste geeft steeds meer moed voor het werk onder de moeders van de toekomst, niet alleen aan mij, maar ook aan allen, die – het wordt in dankbaarheid gezegd – hun beste krachten aan dit werk geven.
     Tot slot dit: Gorzenkerk, ga naar het gouden jubileum in stijgende godsdienstzin en steeds blijer sfeer!
                                                                     C. HAMMANN, pr.,
                                                                     kapelaan.

Parochieleven en Jeugdvorming
     Deze dingen schijnen wel onafscheidelijk met elkaar verbonden, want in elke parochie treft men ze aan. Het parochieleven wordt dan ook voor een groot gedeelte door de jeugd gevormd, want er kan bijna niets gebeuren, of de jeugd levert zijn bijdrage. En dit is goed ook, want daardoor ontstaat de binding aan de Kerk, wat voor het hele leven van belang is. In de jeugd rijpt dan een zeker vertrouwd-zijn met alles, wat zich rond de Kerk afspeelt en niet in het minst met de priesters, die met de jeugd-zielzorg zijn belast.
     Ik weet, dat er altijd nog parochianen zijn, die een vraagteken willen zetten achter de waarde van de jeugdorganisaties, omdat men zo weinig positieve resultaten ziet. Een goed-begrepen zielzorg moet voor een zeer groot gedeelte naar de jeugd uitgaan, omdat deze de toekomst gaat vormen. Jong geleerd is oud gedaan en wie de jeugd heeft heeft de toekomst. Men dient er rekening mee te houden, dat positieve resultaten in veel gevallen niet aan te wijzen zijn, maar dit houdt nog niet in, dat ze er in feite ook niet zijn. Maar in elk geval is zeker, dat de jeugd voor vele gevaren wordt behoed in de jeugdorganisaties. Voor zover ik het heb meegemaakt in de Gorzenparochie, kan ik met een gerust geweten zeggen, dat er altijd serieus gestreefd wordt naar de sociale, culturele en godsdienstige vorming van de leden. En dan is het prettig daaraan als priester te kunnen meewerken. Op vergaderingen of andersoortige bijeenkomsten van leiders en leidsters heb ik deze geest meerdere malen kunnen ontdekken. En al staan de organisaties nu niet in het zilver, de glans van het zilver valt toch ook op de organisaties en op de leiding! Dat de mannelijke jeugdorganisaties nog al eens van aanschijn zijn veranderd in de loop van deze 20 jaren, doet aan de zaak niets af. In welke vorm de parochiejeugd opgevangen wordt, maakt niets uit; wij zweren niet bij ’n systeem. ALS de jeugd maar opgevangen wordt! En hoe is dit nu in de Gorzen? Dan geloof ik, dat bij gelegenheid van een jubilé ook de georganiseerde jeugd in de glans van het zilver staat.
     Wat ik heb gehoord en meemaak is van dien aard, dat ik onomwonden kan zeggen, dat de jeugdorganisaties van de Gorzen altijd een goed figuur slaan en de vergelijking met andere organisaties van dezelfde aard glansrijk kunnen doorstaan en dit op wedstrijden meer dan eens hebben bewezen. Met voortvarendheid en energie worden er dingen ondernomen, die, geloof ik, alleen maar in de Gorzen ondernomen kunnen worden en dan slagen ook. Er moet altijd voor gevochten worden, maar komen doet het. In de Gorzen zitten geen centen en toch is er van alles in de jeugdorganisaties, zodat anderen er wel eens jaloers op zijn. “Is dat nu die arme Gorzen, moet je zien wat een spullen die lui hebben”. Maar daar is dan ook hard voor gewerkt. Flessen, oud-papier, toneeluitvoeringen en fancy-fair. Neen, neen, we hebben het niet van een rijke oom uit Amerika! Gaat zo door, jongens, het strekt de parochie tot eer. Hartelijk gefeliciteerd met jullie feest.
     En nu ook nog de godsdienstige verenigingen……
                                                                     G. DE WIT, Pr.
                                                                     Kapelaan

Ons zangkoor
Enige punten uit zijn geschiedenis

     Het kerkkoor “Ad Majorem Dei Gloriam” heeft ook het wel en wee van de parochie in zijn ruim 34-jarig bestaan meegemaakt.
     Tijdens de H. Mis in de nieuwe kerk op 6 Januari 1927 zong het koor met eigen krachten een Mis van de Spaanse componist Vinc. Goicoechea onder leiding van de toenmalige directeur, de heer J. P. van Oostrum, waarbij de organist (tegenwoordig tevens directeur), de heer C. P. Vredebregt, achter een bescheiden harmonium zat.
     Op 28 Juni 1927 werd de kerk door Z. H. Exc. de bisschop van Haarlem geconsacreerd. Onder de pontificale Hoogmis zong het kerkkoor met enige assistentie de grote Mis van Hubert Cuypers.
     Een grote verandering greep plaats, toen op Palmzondag 21 Maart 1948 het nieuwe orgel plechtig werd gewijd. En nu Driekoningen 1952. Op het zilveren feest zal ook het koor jubelen; de Missa Pontificalis van Lorenzo Perosi voor jongens en heren zal tijdens de plechtige Hoogmis worden gezongen.
     Gaarne wensen ook wij de parochie Gods rijkste zegen toe en wij zullen ons uiterste best doen. waartoe God ons de kracht moge geven, zoveel mogelijk bij te dragen tot meerdere luister van de zo schone eredienst.
                                                                     B. J. LIPS,
                                                                     secretaris.

Kerk en School
     Zeer prettig vond ik het, dat mij gelegenheid werd gegeven, een bijdrage te leveren voor ’t feestnummer van “Sursum Corda” bij gelegenheid van ’t jubileum van onze parochiekerk.
     Ik was in den jare 1927 nog geen “semi-parochiaan” van de Gorzen – wat ik sinds 18 jaar wel ben! – en alzo niet direct geïnteresseerd bij de gebeurtenissen, die we thans feestelijk herdenken. Toch dwalen mijn gedachten nog veel verder terug en ik herinner mij de tijd nog, dat de Gorzen voor velen een soort rimboe was, een soort aanhangsel van de stad (of was het een bruggehoofd van de eilanden?) waar velen nog nooit geweest waren, een dorp zonder verbinding, zonder kerk, zonder school, zonder eigen organisaties. . . . . . enfin. . . . . . gaat U zo maar verder.
     Ik weet nog, dat elke Zondag de Gorzenaren het hoge Westerkade-bruggetje over klauterden om in ’t Frankenland te gaan kerken en op de weekdagen de Gorzenjeugd om in de Warande naar school te gaan. Ze bleven, bij tegenwind en andere euvelen, wel eens voor het bruggetje steken en de afstand school-huis was te groot om bij een verzuim direct poolshoogte te gaan nemen.
     Ik heb een 30-40 jaar geleden nog mee gemaakt die “forensen”, waarvan er verschillende wegens de lange afstand ’s middags overbleven.
     De kentering kwam, toen bij besluit van Z. Hoogw. Excell. de Bisschop van Haarlem de Gorzenparochie werd opgericht en Pastoor Warnink, ons zo goed bekend uit zijn Frankenlandse tijd als bouwpastoor in de Gorzen verscheen.
     Nog levendiger herinner ik mij het knusse landelijke kerkje in de Geervlietsestraat (de Kathedraal noemdem wij het!), waar het bij droog weer zo echt gezellig kon zijn, in de regentijd ook wel, als men tenminste zijn paraplu bij zich had!!. . . .
     Evenzeer heugt mij nog de plechtige Consecratie van de nieuwe kerk in de Lekstraat door mgr Callier op Petrus en Paulus, bij welke gelegenheid ik ’s avonds in ’t plechtig Lof de 2 stemmige Te Deum van Hubert Cuypers mocht meezingen, begeleid door maar liefst twee orgels, achter ’t ene de organist van het Frankenland, wijlen Hubertus Veugelers, achter ’t andere zijn leerling, de heer Vredebregt, toen nog in de gedaante van een jongeling. . . .
     Maar ik loop de tijd wat vooruit.
     De eerste zorg van Pastoor Warnink was, naast een eigen kerk ook eigen scholen voor de Gorzenjeugd en weldra waren er drie in opbouw n.l. 2 voor meisjes en 1 voor jongens.
     De pastoor was er blijkbaar stevig van overtuigd, dat eigen scholen een onontbeerlijk middel zijn om een saamhorige parochie te vormen.
     Op 1 september 1932 opende de school in de IJsselmondesestraat haar poorten voor 216 leerlingen + 5 leerkrachten en. . . . 1 vacature!, nadat de Hoogeerw. Deken A. J. C. Schraag ze (de school natuurlijk!) had ingezegend.
     Van deze vijf leerkrachten zijn er nu, na 28 jaar nog drie aan de Gorzen en de Gorzenschool trouw gebleven en het bevalt hun nog steeds best, al heeft de tand des tijds ook aan hen enigszins geknaagd!! en al zit er in ieder geval de grootste helft van hun Gorzentijd reeds op!
     Intussen zitten nu de kinderen van hun oud-leerlingen in onze schoolbanken en verwachten genoemde heren binnen afzienbare tijd de kleinkinderen van de eerste generatie.
     Maar . . . . we zouden schrijven over “Kerk en School”, niet over de onderwijzers!
     Terzake dan:
     De lotgevallen van kerk en school liepen tamelijk parallel (alleen was bij ons “de bezetting” wat meer van blijvende aard!):
     De kerk werd verfraaid.
     De school . . . . ook wel eens.
     De kerk verzakte . . . . de school ook.
     De kerk scheurde . . . . de school ook.
     De kerk werd gepulst . . . . de school ook.
     Van de kerk vroeg men: “Hoe lang zou ze nog staan??”. . . . van de school ook.
     De kerk staat er nog en de school ook.
     Maar wat van meer betekenis is, ook in meer geestelijke zin liepen kerk en school parallel.
     De verhouding tussen pastorie en school was steeds uitstekend, de samenwerking met de elkaar opvolgende pastoors en hun steun in de speciale moeilijkheden van de school is boven alle lof.
     Door haar afgeslotenheid en geheel eigen karakteristiek vormt onze wijk, meer dan enig ander stadsdeel een afgesloten geheel, waardoor onze scholen een zeer sterk parochieel stempel dragen en al zijn ’t geen parochiescholen in eigenlijke zin, zeer zeker semi-parochieel genoemd kunnen worden.
     Wel en wee van de parochie en van de school zijn dan ook ten zeerste aan elkaar gebonden.
     Wij mogen ons gelukkig prijzen, dat wij in onze parochie herders gehad hebben, en we hebben er nog een!, die dit terdege hebben ingezien en alle krachten hebben ingespannen, om de banden tussen kerk en school steeds nauwer aan te halen en daardoor tevens de saamhorigheid van de Gorzenparochie te verstevigen.
     Moge dit zo blijven in lengte van jaren!
                                                                     T. J. KREBBERS,
                                                                     Hoofd der St. Henricusschool.

St. Vincentius-vereniging
     Toen vóór 34 jaren de Gorzen een afzonderlijke parochie werd is er ook een afdeling van de Sint Vincentius Vereniging opgericht. Vóór die tijd zorgde de Conferentie van de St. Liduina-parochie (Frankenland) voor de Gorzen.
     De Conferentie van het H. Hart heeft 26 jaar met toewijding in de parochie gewerkt. Zij heeft gedurende die periode op de volledige steun mogen rekenen van de Eerw. Heren Pastoors en Kapelaans, maar ook op de parochianen zelf door hun steun, die gegeven werd bij Kerst-collecten, lidmaatschap (dus medewerking van eigen parochianen) en op vele andere wijzen. Wij, Vincentianen van de Gorzen-parochie, willen van deze plaats af de Pastoor, Kapelaans en Parochianen hartelijk feliciteren met het jubileum van de parochiekerk. Ook danken wij allen voor de gegeven steun.
                                                                     J. BERTELS, voorzitter

Een noodzakelijk college of …..
     Het waren zes heren onder voorzitterschap van de heer De Gooyer, die bij het oprichten van de parochie in de noodkerk het collectanten-college vormden.
     Was het aantal voetstappen door hen gezet in de noodkerk al legio, in de nieuwe kerk was het niet meer bij te benen en zo werd het college 14 man sterk.
     De geschiedenis noemt ook nog de heer C. v. d. Hoeven als voorzitter en sinds 1925 de heer J. Lansbergen. Momenteel wordt het secretariaat waargenomen door de heer H. de Vries en de heer H. v. d. Knaap beheert de penningen.
     Alle leden hopen met dit jubilé een nieuw tijdperk in te gaan van schalen en zakjes, die welhaast niet te torsen zijn.
                                                                     H. DE VRIES,
                                                                     secretaris.

————————————————————–

Het Kerkbestuur
Het kerkbestuur van onze parochie is als volgt samengesteld:
Voorzitter:
          Pastoor J. A. Raaffels.
Leden:
          J. v. d. Drift,
          S. Penders,
          J. A. Verspeek,
          Chr. v. Oostrum.

————————————————————–

Blijde offervaardigheid
Dierbare parochianen
Van harte feliciteer ik U met het 25-jarig bestaan van Uw Kerk. wat een zegeningen heeft O.L. Heer vanuit de Kerk in deze 25 jaar geschonken.
     Ik weet dat gij daarvoor dankbaar zijt. Dat hebt gij getoond in de grote offers, welke gij hebt moeten brengen om dit gebouw hier neer te zetten en gij toont die dankbaarheid voortdurend, door de offers, die gij nog brengt.
     Vooral door de giften, welke gij hebt geschonken bij gelegenheid van dit feest, in de vorm van de nieuwe ramen, hebt gij uitzonderlijke dankbaarheid getoond.
     Deze uiterlijke vormen van dank geven ons de kracht om de zware lasten te blijven dragen.
     Moge O.L. Heer U vanuit de Kerk nog vele jaren zegenen in geestelijk en tijdelijk opzicht.
     Aanvaardt met dit woord ook mijn dank voor alles wat gij hebt gedaan.
                                                                     UW PASTOOR.

————————————————————–

PAROCHIEKERK VAN HET ALLERH. HART VAN JEZUS     (SCHIEDAM)
Pastoor: A. J. Raaffels. Pastorie: Lekstraat 55. Tel. 68648. Giro 204737.

Godsdienstoefeningen
     ZONDAG 6 JANUARI. Viering van het 25-jarig bestaan onzer kerk. Hoogfeest van Driekoningen. De H.H. Missen zijn om 6.30, 7.45, 9.15 en 11 uur. Des morgens om 6.30 is de H. Mis voor de overleden priesters der parochie.
     Om 9.15 plechtige Hoogmis, op te dragen door de stichter der parochie, pastoor H. B. J. Warnink, met assistentie van Pater B. ten Wolde en kapelaan F. Meijer. De collecte is de feestcollecte voor onze eigen kerk. Des middags om 4.30 plechtig Lof, gecelebreerd door Pastoor Th. Vis en feestpreek door kapelaan F. Meijer. Te Deum om God te bedanken voor de weldaden, in deze 25 jaren ontvangen.

     MAANDAG om 7.45 H. Mis voor de overleden armen der parochie. 8.45 voor de overleden weldoeners der parochie. Geen mannen-congregatie.
     DINSDAG 7, 7.30 en 8 uur meisjes-congregatie.
     WOENSDAG 7.30 en 8 uur jongens-congregatie; 7.30 en 9.30 godsdienstcursus.
     DONDERDAG 7.30 vrouwen-congregatie.
     VRIJDAG: 7 uur Lof ter ere van het H. Hart.
     ZATERDAG feest van de H. Familie. Biechthoren van 5-8.30. Om 7 uur Lof ter ere van de H. Maagd.

INTENTIES H.H. MISSEN
ZONDAG:
     6.30 Voor de overleden priesters der parochie.
     7.45 Maria van Noort-de Koning.
     7.45 (Maria-altaar) Voor vader’s verjaardag.
     9.15 Voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der parochie en om God te danken voor alle weldaden.
   11.00 Familie Oppersma.
MAANDAG:
     7.00 Jacomina van Giezen.
     7.45 Overl. armen der parochie.
     8.45 Overl. weldoeners der parochie.
DINSDAG:
     7.00 Ter ere van O. L. Vr. van Altijddurende Bijstand.
     7.45 Luberta Groenhorst-Morsink.
     8.45 Bernard A. J. Wittkampf en Isabella Melchers.
WOENSDAG:
     7.00 Leo Heinsbroek.
     7.45 Karel v. d. Water.
     8.45 Tot zekere intentie.
DONDERDAG:
     7.00 Franciscus de Koning.
     7.45 Maria Schoenmakers-Vergoessen.
     8.45 Hermanus Joseph Windhorst.
VRIJDAG:
     7.00 Overl. man en dochter.
     7.45 Johanna v. d. Brink-v. d. Brink.
     8.45 Tot zekere intentie.
ZATERDAG:
     7.00 Jozina Haring-Duijmel.
     7.45 Maria Roozen.
     8.45 Overl. fam. Melchers.

————————————————————–

UIT ONS PAROCHIEGEZIN
Eerste dopeling en eerste huwelijk in de nieuwe kerk

GEDOOPT 10 Januari 1927: ARNOLDUS GERARDUS, zoon van Leonardus Henricus Kruithof en Helena Arnolda van Lith. Peter en Meter: Henricus Joannes Post en Antonia Maria Post-Van Lith.

GEHUWD 12 Januari 1927: DIRK VERHAAR EN GIJSBERTHA CATHARINA DE WIT. Getuigen: Cornelis Martinus Noordermeer en Arnoldus de Vette.

Beide plechtigheden werden verricht door pastoor J. Möller.

————————————————————–

Kerkelijke viering
van het zilveren bestaan onder een “gouden dak” van de
GORZEN-KERK
Parochiekerk van het
ALLERHEILIGST HART VAN JEZUS
ZONDAG 6 JANUARI 1952,
Op het Hoogfeest van Driekoningen, de H.H. Missen om 6.30, 7.45 en 11 uur.
Om 9.15 de plechtige Hoogmis van Dankzegging op te dragen door de Stichter der Parochie, de Z. E. H. Pastoor H. B. J. Warnink, met assistentie van Pater B. ten Wolde en Kapelaan F. Meijer.
DE COLLECTE IS DE FEESTCOLLECTE
VOOR DE JUBILERENDE KERK
Om 4.30 plechtig Danklof, gecelebreerd door de Z. E. H. Pastoor Th. Vis en feestpredikatie door Kapelaan F. Meijer en de Lofzang “Te Deum”.

————————————————————–

Pastoors en Kapelaans
     PASTOORS:
H. B. J. WARNINK van 18 Januari 1918 tot 29 Januari 1925.
J. B. W. M. MöLLER van 18 Januari 1925 tot 30 September 1932.
TH. A. VIS van 19 September 1932 tot 26 December 1938.
C. A. RUIGEWAARD van 26 December 1938 tot 10 October 1947.
A. J. RAAFFELS van 10 October 1947.

     KAPELAANS:
C. P. J. BERKEMEIJER van Maart 1918 tot October 1921.
A. J. LEESBERG van October 1921 tot Augustus 1926.
A. F. J. GOOSSENS 15 Augustus 1926 tot 20 Maart 1931.
A. M. A. VOLLAERTS van 4 September 1927 tot Augustus 1928.
J. VAN DER MEER Augustus 1928 tot Augustus 1936.
TH. J. VAN SEGGELEN van 14 Maart 1931 tot 18 Augustus 1933.
W. BERDING van 14 Augustus 1933 tot 15 Januari 1937.
K. WESTERKAMP van 21 Augustus 1936 tot 21 Augustus 1939.
C. VAN STEEN van 11 Januari 1937 tot Mei 1940.
H. A. J. ROOSEN van Augustus 1939 tot Juli 1944.
J. F. FRANSE van Mei 1940 tot 7 Januari 1949.
J. LANGEMEIJER van 7 Juli 1944 tot 23 Februari 1951.
G. J. B. DE WIT van 7 Januari 1949 af.
C. N. M. HAMMANN van 23 Februari 1951 af.

     OVERLEDEN ZIJN:
J. B. M. MöLLER in 1944.
J. v. d. MEER 20 Januari 1950.
K. WESTERKAMP 17 NOVEMBER 1939.

————————————————————–

HERINNERINGEN

Uit een brief
     In april 1918 kreeg ik in den Helder de machtige brief van het Bisdom, dat ik overgeplaatst was naar Schiedam, de parochie van het H. Hart, Geervlietsestraat. De officiële benoeming ging vergezeld van een aanmoedigend schrijven van de toenmalige Vicaris Generaal, dat het wel geen rijkdom zou wezen, maar dat ik in die pas opgerichte parochie onder leiding van Pastoor H. Warnink wel prettig zou kunnen werken. En zo arriveerden we Vrijdag vóór Passiezondag in de nood-pastorie, een volkshuisvestingshuis. Zo ging ik dan echt priesterlijk wonen, niet in een deftige pastorie, maar werkman met de werkman geworden in een huis, zoals de meeste parochianen hadden.Leuk wonen! Uitzicht op een binnenplaatsje en ’s Maandags wasdag. En de Gorzen-Kathedraal: een houten gevalletje met asfalt bedekking. In de winter akelig koud, in de zomer smoor heet. Maar de plechtigheden werden met godsvrucht meegeleefd en waren intiem. De parochianen erg blij met hun eigen kerkje, hadden er alles voor over en de verstandhouding tussen Pastoor en parochie kon het best getekend worden als een groot gezin met de kapelaan zo’n beetje oudste zoon. Natuurlijk was er wel wat op te knappen, en er waren er ook nog al verkeer georganiseerd, maar met het bestuur van St. Eloy, waarvan ik adviseur was, is er aardig wat gelukt.
     Nog vele herinneringen bestormen mij, maar ik moet eindigen; bouwt moedig voort op de grondslagen, die 25 jaar geleden gelegd zijn.
                                                                      C. BERKEMEIJER,
                                                                      Pastoor Haarlemmerliede.

In de koestal
     Zeer gaarne voldoe ik aan het verzoek om in Sursum Corda een enkel woordje te schrijven over de oude tijd in de Gorzen. Mijn gegevens gaan verder dan 25 jaar, want als er feest is voor het zilveren bestaan van de kerk, dan weet ik van die jaren niets af. De Gorzen leeft in mijn herinnering met ’t houten kerkje en het huis aan de Geervlietsestraat. Dat heerlijk intiem kerkje met pastoor Warnink en later Pastoor Möller z.g. Wat was het heerlijk om daar te werken al was het armoe troef! Dan gaan mijn gedachten nog eens naar het oude patronaat in de koestal van Huyskens, die het ons gratis had afgestaan met al de last daaraan verbonden. Elke Zondagavond met de patronaatsheren, die al hun vrije tijd beschikbaar stelden voor de jongens! Dan denk ik nog eens aan al de zorgen van Pastoor Warnink ook voor zijn kapelaan, aan de volgzaamheid van de parochianen en het heerlijk medeleven met heel het wel en wee van kerk en pastorie. De Gorzenjaren behoren tot de mooiste van mijn leven. Gods zegen over uw geestelijkheid en u allen.
                                                                      A. LEESBERG,
                                                                      Pastoor Hoog Karspel.

Van oud naar nieuw
     Bij het zilveren jubileum van Uw parochiekerk doop ik gaarne mijn pen in de inktpot om een paar oude herinneringen op te halen. Ik kan dit doen, wijl ik de enige zielzorger ben in leven, die de overgang van de “houten kathedraal” tussen de barakken aan de Geervlietsestraat naar het geweldig grote stenen Gods Huis aan de Lekstraat heb meegemaakt. In die dagen leefden Herder en Medewerker als “frère en Compagnon”. Ze verschilden maar weinig in priesterjaren. Samen deelden we de simpele huisvesting, gewaarmerkt met het bordje “pastorie” midden tussen de sobere woningen. Ieder leefde mee met het pastorele gezin, elkeen had vrije toegang en liep er zo maar binnen. ’t Was geen pretje te moeten verhuizen in het barre jaargetij, dat ons herinnerde aan het Evangeliewoord “Bid, dat uw vlucht niet zij midden in de winter”. De gulle lach van de bouwpastoor en het optimisme van zijn somber uitziende kapelaan wisten echter alle verhuizingsmisère te overbruggen. We waren gelukkig in onze ruime pastorie en kerk, waarvan Mgr Callier me zeide: “Ze hebben Onze Lieve Heer onderdak gebracht”. Bouw en bodem hebben de kerk voor de Gorzenaren gemaakt tot een duur paardje op stal. Maar of de muren ook scheurden, de eensgezindheid der parochianen en hun gulle medewerking wisten steeds he lek te stoppen. Zó staat deze kerk nu een kwart eeuw lang en is zij geworden het symbool van het typische parochie-leven in deze stadswijk van Schiedam. In eendrachtige familiegemeenschap willen we dan ook dankbaar dit zilveren feest herdenken. Moge dit zó blijven tot in lengte van dagen!
                                                                      A.F.J. GOOSSENS,
                                                                      Pastoor te Santpoort.

De laatste nieuwe….!
     Een kort artikeltje met een paar oude herinneringen? Kapelaan Leesberg was vervangen door kapelaan Goossens. Ik kwam er bij in 1927. Daarom noemden ze me in de Gorzen: “de laatste nieuwe”. En al is het maar één jaar geweest dat ik als zodanig functioneerde, ik heb er de beste herinneringen aan behouden.
     Ik kreeg zelf het jongenspatronaat en de Jozefgezellen. We vergaderden en speelden toneel in de stal van de boederij aan de Hoofdstraat. Het was er knus maar te klein. Daarom verhuisden we naar de grote kale ruimte onder de kerk en zijn toen met behulp van de eerste werklozen begonnen om er bruikbare zalen van te maken en tegelijkertijd om de grond er achter tot tuin om te vormen. De jongens hadden er veel voor over. Alle consumptieprijzen verhoogden ze zelf vrijwillig en het geld wat dat opbracht vormde het eerste fonds. Ze maakten zelf een leestafel, asbakken en…… een toneel. Het was allemaal primitief, maar we waren er gelukkig mee.
     Wat het koor betrof. Vanuit de z.g. “stad” keek men wel een beetje neer op de kerkmuzikale uitingen van de Gorzen. Men zong in de Gorzen alleen goedgekeurde muziek en vooral Gregoriaans. Maar toen het koor het presteerde om onder de eersten te zijn die een Zondagmorgenuitzending van de KRO te verzorgen kreeg, begon de situatie enigszins te veranderen.
     Er zijn nog vele andere herinneringen: Zoals huisbezoek in het toenmalige “Maashofje”, zanglessen aan de congregaties, bijeenkomsten van meisjes en jongens, patronaat ’s Zaterdagsmiddags onder leiding van Pastoor Möller, om ’t patronaat schoon te maken en na afloop thee te drinken enz. enz.
     Ik heb er veel geleerd van de liefde van de Gorzenaren voor hun kerk en parochie, maar vooral van mijn pastoor, die je liet werken en altijd aanmoedigde.
     Het waren schone dagen in “de Gorzen”.
                                                                      A. VOLLAERTS,
                                                                      pastoor Velsen-Hoogovens.

De tijd, die ik in de Gorzen doorbracht
mag niet zo heel lang zijn geweest, maar veel aangename herinneringen heb ik er nog steeds aan bewaard. Ik gedenk met eerbied de figuur van Pastoor Möller z.g., die ondanks zijn eigenaardigheden een volijverig Pastoor en goed huisvader was. Dichter en schrijver als hij was, enthousiast in alles, was het een steeds terugkerend genot hem te horen en te zien.Ondanks de zware financiële zorgen, die hem drukten, probeerde hij steeds in een stevig Godsvertrouwen in alles de zonnige kant te zien. Van mijn kapelaansjaren herinner ik mij nog, hoe bezielend hij meewerkte aan de oprichting van de Beevaart naar Heiloo en kinderlijk blij was hij, toen de eerste beevaart een succes was, ook in financieel opzicht. Het eerste jaar leverde reeds een bescheiden saldo op. Ook kwam in mijn tijd de “Schapen-Commissie” tot stand en ik denk nog wel eens aan de gezellige tochten per auto met de Heren Ham, Daalmeijer en v.d. Water, als wij de boeren in wijde omgeving bezochten om een lammetje te laten weiden ten bate van de arme Gorzen. En het werd een succes!
     Moge in de H. Hart parochie het godsdienstig leven steeds bloeien en mogen de parochianen de komende feesten met dankbaarheid vieren, met dank aan God en aan hen, die de beste van hun levensjaren in de Gorzen hebben gegeven.
                                                                      Th. VAN SEGGELEN,
                                                                      Pastoor Reeuwijk.

Kermis onder de kerk!
     De volwassenen zullen zich nog wel de tijd van het midden der dertiger jaren herinneren, toen Pastoor Vis de herder en Kapelaan Van der Meer z.g. en later Kapelaan Westerkamp en ook ondergetekende in de Gorzen Kapelaan waren. Gelukkig was toen de ergste werkloosheid in de metaalbedrijven achter de rug. De vele bekwame vakmensen konden zelf hun boterham weer verdienen. In deze – niet té grote stadsparochie – was een echte parochiegeest. De mensen waren aan hun “Gorzen” gehecht, en er was een echt medeleven met alles wat in de parochie gebeurde. Dat was zo in de kerk, maar ook daarbuiten.
     Ja, weet U het nog, van de kermissen onder de kerk, waar Janus Neven zijn draaimolen en zijn draai-orgel met “honderd opera’s” verzorgde? Weet U het nog van de kindermiddag waarop alles slechts één cent kostte, en toch niet minder dan 20.000 uitgaven van dat bedrag werden besteed? Weet U nog van de “sweepstake” en vooral van “de griezelkamer” geheel in eigen ateliers vervaardigd? En na afloop van de gezellige avond van meer dan 100 medewerkers, waar het onvergetelijke lied: “Draaien…… altijd maar draaien”, voor het eerst werd gezongen.
     Men zou misschien de indruk krijgen, dat in die tijd, “kermis-houden” tot de voornaamste gebeurtenissen behoorde. Dat was natuurlijk niet het geval, maar het was wel iets bijzonders en iets waarbij alle parochianen betrokken waren. Mogen ook de tegenwoordige parochianen eenzelfde parochiële eensgezindheid bewaren, binnen en buiten de kerk!
                                                                      W. BERDING,
                                                                      Pastoor te Zuidermeer.

Bommen om je oren…..!
     De tijd als Kapelaan in de Gorzen is wel mee de mooiste van m’n leven geweest! Er zijn zo een reeks van indrukken blijven hangen: de rustige en vrome herder, Pastoor Ruigewaard, de levendige en vurige Kapelaan van Steen, de gestage en harde werker Kapelaan Franse . . . .  Ik zie de jeugd van de Gorzen nog met een afgedankt tulen gordijntje bruid en bruidegom spelen voor de trappen van het portaal, maar ik zie de mensen ook nog staan kijken als er een echte Bruid kwam . . . .  (de bruidegom had nooit veel belangstelling). Ik zie ze nog hollen, als het lucht-alarm ging, naar onze toren, met kinderen op de arm en soms een koffertje bij zich. Als het erg was, zoals die ene week, dat de bommen in de Lekstraat vielen, – vier bombardementen in één week -, werd er daar in die toren heel wat afgebeden. Ik zie me nog op huisbezoek gaan, ’t viel niet altijd mee, want je kwam niet overal binnen. Maar wat kwam je dan toch veel goede mensen tegen! Ik denk aan die heerlijke dagen met de Kruisvaart en de feestavonden onder de Kerk als er een wieg of konijn verloot werd. Wat was er veel moois in de Gorzen. Ik denk nog aan die dag, dat het ineens afgelopen was en ik moest gaan kuren; maar hoe het meeleven en de belangstelling me getroost hebben . .  Ja, ik denk nog graag terug aan de mooie tijd in de Gorzen. ’t Is goed volk, trouw en hartelijk en er zit een prachtkern met mooi godsdienstig leven. De Gorzen, daar houd ik nog van . . . .
                                                                      Kap. H. ROOSEN,
                                                                      Mod. Ziekenapostolaat.

Het kerkfort
     Op dit feest danken wij God om de vele geestelijke goederen, welke wij door Hem ontvingen in onze parochiekerk. Vijf en twintig jaar lang was zij de trouwe hoedster en redster van onze zielen. Anderen zullen haar zeker hierom roemen en wijzen op de innige band tussen de Gorzenaren en hun kerk. Laat ik bij deze gelegenheid in het licht mogen stellen, dat de jubilaresse in de voorbije oorlogsjaren de mensen ook in staat stelde het vege lijf te redden.
     Het is Vrijdag 11 November 1944. Duitse soldaten hebben alle uitgangswegen afgegrendeld. Ze lopen langs de huizen: de mannen moeten zich verzamelen. Schrik en angst! Een 40-tal mannen zoekt een schuilplaats onder de kerk. Rondom 12 uur komen de soldaten de huizen doorzoeken naar verstekelingen. Het wordt de mannen onder de kerk te warm! Ze gaan door een onderaardse gang naar de pastorie en willen naar de zolder van de kerk. Voor ons, pastoor en kapelaans, is de kamer van pastoor een belangrijke uitkijkpost. We zijn in spanning; zou het niet verraden zijn? Bovendien zijn kapelaan Langemeyer en mijn persoontje ook nog geen veertig. De 40 mannen klauteren intussen via de bovengang van de pastorie de toren in, door een luik. Een voor een verdwijnen ze. Geen Duitse soldaat zal hen daar vinden! Maar opeens……? Een van de verstekelingen is klein van postuur, zo ongeveer als die kleine Zacheus moet zijn geweest, waarvan het Evangelie zegt, dat hij in een boom langs de weg klom om Jezus te kunnen zien. Maar deze kleine man kon niet zo goed klimmen als Zacheus, hij kon de hoogte van het luik niet halen! Vijf, zes sprongen in de lucht, maar zijn handen vonden geen houvast. En de tijd drong want de Duitsers stonden al voor no. 51! Dus kreeg hij hulp van de andere mannen, op de wijze waarop jongens die over een schutting klimmen elkander helpen. Hoe het precies ging, kan ik niet nader beschrijven. Maar het ging. Althans voor de helft. Want de man raakte klem. Hij was te breed. Maar er was geen tijd te verliezen. Dus werd er toen gesjord en geduwd en getrokken. En heel, hoewel niet heelhuids, kwam hij halfdood in de toren terecht. Om mijn verhaal te voltooien moet ik nog meedelen, dat hij de kerkzolder bereikte en daar met de anderen veilig geborgen was. De Duitse soldaten stelden overigens geen belang in Lekstraat 55 en nog minder in de kerk er naast.
     De geschiedenis verhaalt, dat de kerken als schuilplaats dienden, toen de Noormannen hier hun strooptochten hielden. L’histoire se répète!
     Hulde aan de kerk, die óók is: het kerkfort van de Gorzen!
                                                                      Kapelaan FRANSE.

“November ’44”
     Weet u het nog? Wat hebben we in die dagen angstig naar onze kerk gekeken. Als ze eens wisten, dat er op die hanebalken in het kerkedak enige tientallen onderduikers zich schuilhielden. Ze hebben het gelukkig niet geweten. Wat zou er wellicht van onze kerk geworden zijn! Dat waren benauwende dagen in die voorbije 25 jaren. Van die tijd kort daarop hebben de kapelaans uit die jaren nog een bijzondere herinnering bewaard. Wij waren, naar ik meen de eersten, die hun koperen priesterfeest met veel kerkelijke luister in dit Gods Huis mochten vieren. Een Gods Huis, waaraan van binnen en van buiten met veel ijver door uw pastoor werd gewerkt. Ik mag wel zeggen, ik heb nog geen parochie gehad, waar zoveel zorg besteed is aan altaar en priesterkoor, als bij u in de Gorzen. God geve u nog vele jaren ijverige herders, die door uw offervaardigheid in staat gesteld worden uw Gods Huis te maken tot één van de schoonste van ons bisdom.
                                                                      J. LANGEMEIJER.

<=terug   [jubilea]   verder=>

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *